Ons lichaam is gebouwd voor tijden waarin eten schaars was. Miljoenen jaren lang moesten we overleven op wat we konden vinden. Wie goed vet kon opslaan, had een grotere kans om te overleven. Maar die handige eigenschap werkt nu tegen ons: eten is overal, vaak vet- en suikerrijk, en we bewegen minder. Hierdoor zien we dat mensen sneller overgewicht hebben.
Dieren doen het trouwens ook: beren eten zich vol voor hun winterslaap, vogels voor hun trektocht. Alleen zitten wij nu in een wereld waarin je 24/7 eten kunt krijgen, zonder enige inspanning. Onze hersenen snappen dat niet helemaal. Ze zijn nog steeds geprogrammeerd om “voorraad op te slaan”. Daarbovenop komt onze cultuur. Eten draait allang niet meer alleen om honger. Het is gezelligheid, troost, beloning, een uitje. Door grotere porties, snelle snacks en eten voor de tv, raken we de signalen van verzadiging vaak kwijt. We eten door, ook als we eigenlijk vol zitten.
Stress, slaaptekort en hormonen zoals leptine en ghreline maken het nog lastiger. Sommige mensen hebben ook een genetische aanleg om sneller aan te komen. Het is dus niet zo simpel als “gewoon minder eten en meer bewegen”.
Wat helpt wel? Bewust eten, minder afleiding tijdens maaltijden en kiezen voor onbewerkte producten met veel vezels en eiwitten. Maar ook veranderingen in de maatschappij zijn nodig, zoals minder reclame voor junkfood en betere toegang tot gezonde keuzes. Kortom: overgewicht komt niet door een gebrek aan discipline, maar door een botsing tussen ons oeroude lichaam en een moderne wereld vol verleidingen.
Bron: Psychology Today